Oefententamen JCF1 2023 gemaakt - Oefententamen JCF1 (de antwoorden worden besproken tijdens de - Studeersnel (2024)

Oefententamen met antwoorden, soms niet volledig

Vak

Jurist in Conflict 1 (REVB21JCF1)

6Documenten

Studenten deelden 6 documenten in dit vak

Universiteit

Hanzehogeschool Groningen

Studiejaar: 2022/2023

Aanbevolen voor jou

  • 36Jurist in Conflict - In dit document staan de aantekeningen die ik heb gemaakt tijdens de collegesJurist in Conflict 1College-aantekeningen100% (3)
  • 8Dagvaarding + toelichting definitief coachgroep 4Jurist in Conflict 1Werkstukken/Essays100% (1)

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.

Andere studenten bekeken ook

  • Tentamen 2016 - bijbehorende Tekst 1 - 4
  • Duurzaam ondernemen aantekeningen
  • Onderzoeks opzet recreatieruimte
  • Praktijkgericht onderzoek recreatieruimte
  • Leerverslag Noorderruimte
  • Werkplan Kenniscentrum Noorder Ruimte

Gerelateerde documenten

  • Hoorcollege 1 - College-aantekeningen 1
  • Hoorcollege 9 - College-aantekeningen 9
  • Hoorcollege 8 - College-aantekeningen 8
  • Hoorcollege 7 - College-aantekeningen 7
  • Hoorcollege 6 - College-aantekeningen 6
  • Hoorcollege 5 - College-aantekeningen 5

Gerelateerde Studylists

jurist in conflict

Preview tekst

Oefententamen JCF1 (de antwoorden worden besproken tijdens detentamentraining)

Code: Tentamen: JCFDatum: Tijd: School: SIRE Instituut voor RechtenstudiesLokaal: Klassen: Duur: 3 urenDocenten: Aantal pagina's (incl. voorblad): 7Bijzonderheden:-Aan de surveillant: bij tentamens met UOCG-formulieren verzoek om detentamens gescheiden van de opgaven in te leveren.-Studenten moeten bij openvragen 3 stuks tentamenpapier ontvangen.-Ongebruikt tentamenpapier moet worden ingeleverd.-Geen toilet bezoek bij tentamens die 2 uur of korter duren.

Informatie voor de surveillant over het gebruik van wettenbundels Bij juridische tentamens gebruiken studenten van Rechtenstudies (SJD en Hbo-Rechten) (ongeannoteerde) wettenbundels. In de wettenbundels mag niks (hand) geschreven staan en ze mogen geen blaadjes met aantekeningen, al dan niet gedrukt, bevatten. Teksten mogen wel gearceerd of onderstreept zijn. Op de tabs mag de naam van de wet/regeling (geschreven of gedrukt) staan of de afkorting daarvan; bijvoorbeeld: Naam van de wet: BW of Burgerlijk Wetboek Naam deel vd wet: BW boek 1 Achter in de wettenbundel zit een trefwoordenregister; studenten mogen daarin tabjes (geschreven of gedrukt) plaatsen met één van de letters A t/m Z erop.

Groningen, juli 2016,Examencommissie SJD en HBO -Rechten

Uitslag is uiterlijk bekend:

Bijzonderheden:

Studenten: zie de volgende pagina voor algemene aanwijzingen m.b. debeantwoording!

Naam student: Klas: Studentnummer:

Algemene aanwijzingen m.b. de beantwoording

  • Beantwoord de vragen in volledige zinnen.

  • Lees bij elke casus eerst alle deelvragen door voor je begint met de beantwoording.

  • Motiveer bij elke vraag je antwoord aan de hand van de toepasselijke artikelen en artikelleden uit de wet- en regelgeving en de daarin genoemde criteria. Voor een antwoord worden minder punten toegekend, als je de toepasselijke artikelen/ artikelleden niet (juist) vermeldt.

  • Vermeld artikelen uit de wet- en regelgeving op correcte wijze en zo volledig mogelijk.

  • Een enkel ‘ja’ of ‘nee’ is niet een gemotiveerd antwoord. Het enkel vermelden van een (wets-)artikel is een onvoldoende gemotiveerd antwoord. Het is belangrijk dat je alle ‘stappen’ in je antwoord verwerkt.

  • Schrijf de inhoud van (wets-)artikelen niet letterlijk over, maar maak duidelijk waarom het artikel van toepassing is en wat het in dit geval betekent.

  • Dit tentamen bestaat uit een combinatie van 6 casus en 16 deelvragen. Per casus en per deelvraag is aangegeven hoeveel punten maximaal worden toegekend.

  • Voor het totale tentamen kun je 100 punten behalen; 55 punten leveren in beginsel een voldoende op (cijfer = 5,5).

Veel succes!

Vervolg op casus 1Stel, los van je antwoorden bij de vorige vragen: Bart Koopmans moet gebruikmaken van de dagvaardingsprocedure. Verder staat vast dat de koopovereenkomsttussen Bart Koopmans en Venema B. een consumentenkoopovereenkomst is in dezin van artikel 7:5 lid 1 BW.

Vraag 1c (8 punten)Tot welke rechter dient Bart Koopmans zich te wenden? Ga bij je antwoord in op deabsolute competentie en de relatieve competentie van de rechter. Geef tevens aan ofde kantonrechter deze zaak zal behandelen. Motiveer aan de hand van detoepasselijke wetsartikelen.Absoluut: art. 42 Wet RO: rechtbank is in de 1e aanleg bevoegd in burgerlijke zaken.Kantonrechter: omdat het hier gaat om een zaak betreffende eenconsumentenkoopovereenkomst is art. 93 sub c Rv van toepassing: ongeacht dehoogte van de vordering. Daarom zal de kantonrechter deze zaak behandelenRelatieve: art. 99 lid 1 Rv: woonplaats gedaagde. Gedaagde is dealer Venema BV inZwolle. Daarom is de rechtbank Overijssel bevoegd, locatie Zwolle ex art. 1 sub iBzg. Op grond van art. 101 Rv is de rechter van de woonplaats van de consument,Bart Koopmans, ook bevoegd. Dus de rechtbank Gelderland, locatie Apeldoorn exart. 1 sub c Bzg.Art. 93 Rv: kantonrechter behandel consumentenkoopovereenkomsten ongeacht dewaarde van de vordering. De kantonrechter is in deze situatie absoluut competent.Art. 99 lid 1 Rv. geeft aan dat de rechter van de woonplaats van de gedaagde relatiefcompetent is. De woonplaats van de gedaagde is Zwolle. Art. 1 sub i Bzg. Geeft aandat rechtbank Overijssel relatief competent is.

Vervolg op casus 1Stel dat de zaak aanhangig moet worden gemaakt bij de kantonrechter.

Vraag 1d (3 punten)Moet Bart Koopmans zich in deze procedure laten bijstaan door een advocaat?Motiveer aan de hand van het toepasselijke wetsartikel.Art. 79 lid 1 Rv. Partijen kunnen in zaken voor de kantonrechter in persoonprocederen. Hij moet zich dus niet laten bijstaan door een advocaat, maar dat magwel.

Vervolg op casus 1Stel: de rechtbank veroordeelt Venema B. uiteindelijk tot herstel van de cabriokapvan de BMW, zonder daarvoor de kosten van het herstel van ruim € 3,- bij BartKoopmans in rekening te mogen brengen.Gerard Venema kan zich absoluut niet vinden in de uitspraak van de rechtbank,omdat hij nog steeds van mening is dat het mankement aan de cabriokap niet onder

de garantie valt. Gerard Venema heeft dit ook schriftelijk en mondeling in deprocedure aangevoerd, maar de rechter heeft hem hierin ongelijk gegeven.

Vraag 1e (7 punten)Welk rechtsmiddel kan Venema B. tegen de uitspraak van de rechtbankaanwenden en binnen welke termijn en bij welke rechterlijke instantie moet ditgebeuren? Motiveer aan de hand van de toepasselijke wetsartikelen.Art. 332 lid 1 Rv. Partijen kunnen in hoger beroep komen tegen een gewezen vonnismits de vordering meer beloopt dan 1750 euro’s. dat is dus wel het geval hier. Art.339 lid 1 Rv. geeft aan dat het termijn voor instellen van hoger beroep 3 maanden isvanaf de dag van de uitspraak van het vonnis. Hoger beroep geschiedt bij hetGerechtshof ex art. 60 lid 1 Wet RO.

Casus 2 (totaal 13 punten)Van Zanten Bouw B. heeft van Johan ter Braak een opdracht gekregen om eenluxe villa te bouwen. Aan het einde van het bouwproject ontstaat tussen hetbouwbedrijf en de opdrachtgever een discussie over het verrichte ‘meerwerk’ van hetbouwproject. Van Zanten Bouw B. start een gerechtelijke procedure om betalingvan het meerwerk af te dwingen. In een tussenvonnis geeft de rechter aan hetbouwbedrijf de bewijsopdracht om aan te tonen dat Johan ter Braak opdracht heeftgegeven voor het verrichten van het meerwerk, aangezien Johan ter Braak zulks metklem betwist. Het bouwbedrijf brengt vervolgens een geschrift in het geding waaropenige aantekeningen staan met als tekst: “meerwerk akkoord, Johan ter Braak”gevolgd door een handtekening van het bouwbedrijf en (volgens het bouwbedrijf) eenhandtekening van Johan ter Braak. Volgens het bouwbedrijf is deze tekst en een vande handtekeningen dus afkomstig van Johan ter Braak, maar ook dit wordt door hembetwist.

Vraag 2a (6 punten)Kwalificeer zo specifiek mogelijk het type bewijsmiddel met betrekking tot dezeaantekeningen en bepaal of dit type bewijsmiddel vrije bewijswaardering heeft of dathet een dwingend bewijsmiddel is. Motiveer aan de hand van de toepasselijkewetsartikelen.Er is hier sprake van een akte, art. 156 lid 1 Rv. Het betreft hier geen authentiekeakte want er is geen ambtenaar aan te pas gekomen, dus er is sprake van eenonderhandse akte. Een akte is een ondergetekend geschrift. Het maakt dus niet uitof het op een bierviltje, papiertje of wat dan ook is gezet, het is een akte. Een aktelevert tussen partijen dwingend bewijs op volgens art. 157 lid 2 Rv. Art. 151 lid 1 geeftaan dat dwingend bewijs inhoudt dat de rechter verplicht is dit als waar aan tenemen. Art. 152 lid 2 geeft echter aan dat de waardering van het bewijs isovergelaten aan het oordeel van de rechter, maar aangezien het hier draait omdwingend bewijs is dit niet van toepassing.

Op die manier krijgt zij alsnog een executoriale titel: het vonnis, zie art. 231 lid 1 Rvof art. 430 Rv.Door middel van een dagvaardingsprocedure. Die gast dagvaarden en vorderen diehandel. Weet niet hoe dit precies uitwerken dus ff opletten bij ttt ouwe

Variant op casus 3Stel, anders dan in de casus: de mediationgesprekken tussen Joke Jansens en WimReker verlopen niet goed en op 30 januari 2015 besluiten zij in overleg met demediator om de mediation te beëindigen zonder dat er een overeenkomst tot stand isgekomen.Directeur Wim Reker schakelt vervolgens de ‘huisadvocaat’ in om via dekantonrechter tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen SHG en JokeJansens te komen. SHG komt niet voor een toevoeging in aanmerking en moet dezeadvocaat een uurtarief van € 200,- betalen. De advocaat van SHG dient op 27februari 2015 bij de rechtbank (kamer voor kantonzaken) een verzoek in totontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671b lid 1 sub a BW.

Vraag 3b (7 punten)Is SHG verplicht om griffierecht te betalen en zo ja, welk bedrag? Motiveer aan dehand van de toepasselijke wet- en regelgeving.Op grond van art. 3 lid 2 Wgbz is SHG voor het indienen van het verzoekschriftgriffierecht verschuldigd. Ex art. 3 lid 5 Wgbz wordt de hoogte van het griffierechtbepaald aan de hand van de tabel. De tabel maakt bij de rechtbank onderscheidtussen kantonzaken en andere zaken. In de casus is gegeven dat het hier eenkantonzaak betreft. SHG komt niet in aanmerking voor een toevoeging, dus hier geldtniet het griffierecht voor onvermogenden. SHG is als stichting eenrechtspersoon/niet-natuurlijk persoon en het betreft een verzoek van onbepaaldewaarde. De hoogte van het griffierecht is hier dus €121,-De advocaat dient een verzoek tot ontbinding in, dus het draait hier om eenverzoekschrift. Ook staat er dat dit gebeurd bij de kantonrechter. Art. 3 lid 2 Wgbzgeeft aan dat voor de indiening van een verzoekschrift griffierecht geheven wordt. Inde bijlage van de Wgbz staan de tarieven. Het draait hier om een verzoek totontbinding van de arbeidsovereenkomst, er is hier dus niet sprake van een bepaaldewaarde, dus moet er gekeken worden bij een verzoek van onbepaalde waarde. Ditstaat in de eerste rij. SHG is een niet-natuurlijk persoon, dus zij moeten een bedragvan €128 euro betalen aan griffierecht.

Vervolg op variant op casus 3Het ontbindingsverzoek van SHG wordt op 2 april 2015 door de rechtbank in eenzitting behandeld. In de procesinleiding heeft SHG aangegeven dat de arbeids-

overeenkomst van Joke Jansens zo snel mogelijk moet worden ontbonden, omdatJoke ervoor heeft gezorgd dat inmiddels al tien klanten van SHG naar eenconcurrent zijn overgestapt. Joke is het hier absoluut niet mee eens en laat dat ookduidelijk weten in haar schriftelijke reactie en tijdens de zitting. Zij voert tijdens dezitting aan dat SHG dan maar moet bewijzen dat die tien klanten inderdaad doorhaar toedoen naar een concurrent zijn gegaan.

Vraag 3c (5 punten)Op welke regel van bewijslastverdeling wijst Joke tijdens de zitting en in hoeverregeldt deze regel in een verzoekprocedure? Motiveer aan de hand van detoepasselijke wetsartikelen.Zij wijst hier op art. 150 Rv. Hierin staat dat kortgezegd dat de partij die dingen stelt,die stellingen ook moet bewijzen. Art. 284 lid 1 Rv dient als schakelbepaling. In ditartikel staat dat de negende afdeling van de tweede titel van overeenkomstigetoepassing is op verzoekschriftprocedures. De negende afdeling van de tweede titelis het bewijs, oftewel de regel van bewijslastverdeling geldt ook binnen eenverzoekprocedure.

Casus 4 (totaal 13 punten)Sinds een half jaar is Erik werkloos en heeft hij een werkloosheidsuitkering. Hij kanzijn maandelijkse lasten nauwelijks betalen. De rentebetaling en de aflossing van zijnhypothecaire geldlening heeft hij al drie maanden niet voldaan. De geldverstrekker(de ING Bank) die de hypothecaire geldlening destijds met Erik is aangegaan tenbehoeve van de aankoop van een woning (waarop het hypotheekrecht is komen terusten), heeft Erik al diverse malen aangemaand om aan zijn betalingsverplichting tevoldoen. De geldlening is inmiddels door de ING Bank conform de geldendebepalingen opgezegd, zodat de ING Bank aanspraak maakt op terugbetaling van degehele lening. De ING Bank heeft Erik daarvoor reeds in gebreke gesteld en delaatste termijn die Erik heeft gekregen om aan zijn betalingsverplichting te voldoen, isinmiddels ook verstreken.

Vraag 4a (6 punten)Adviseer de ING Bank wat binnen het executierecht haar juridische mogelijkhedenzijn, om betaling van haar vordering te kunnen verkrijgen. Motiveer aan de hand vanhet toepasselijke wetsartikel.De hypotheekhouder(ING Bank) heeft het recht van parate executie op grond vanart. 3:268 BW. Een beroep door de hypotheekhouder op dit artikel is mogelijk,aangezien Erik inmiddels in verzuim verkeert nu de termijn van de ingebrekestellingreeds is verlopen. Als gevolg van dit recht, mag de hypotheekhouder executeren,zonder dat zij over een executoriale titel beschikt. De hypotheekhouder hoeft dus nieteerst een vonnis te halen voor het verkrijgen van een executoriale titel. Dehypotheekhouder kan op grond van haar recht van parate executie het verbondengoed in het openbaar ten overstaan van een bevoegde notaris doen verkopen

dient aanhangig te worden gemaakt bij de Voorzieningenrechter die het verlof tot hetleggen van het beslag verleend.

Vraag 5b (4 punten)Stel dat de in beslag genomen auto niet van Klaas, maar het eigendom van Paulblijkt te zijn. Kan Paul actie ondernemen tegen het beslag? Zo ja, op welke wijze? Zoniet, waarom niet? Motiveer aan de hand van de toepasselijke wetsartikelen.Krachtens art. 705 lid 2 Rv is de aldaar genoemde opsomming niet limitatief. Ook desituatie dat ten onrechte beslag is gelegd op de goederen van een derde valt onderdeze regel, zodat op grond van die regel de opheffing van het beslag mbt de autokan worden gevorderd door Paul aangezien het artikel aangeeft dat ‘elkebelanghebbende’ de opheffing kan vorderen en Paul is belanghebbende nu hetkennelijk om zijn auto gaat.

Casus 6 (totaal 19 punten)Om een eigen bedrijfje te kunnen starten heeft Ahmed drie jaar geleden aan Iris eengrote som geld geleend. De lening zou vorig jaar volledig afgelost moeten zijn, maarer resteert nog een aanzienlijke geldvordering van Ahmed op Iris. Helaas komenbeiden niet tot een oplossing en heeft Ahmed een gerechtelijke procedure tegen haarmoeten voeren. Ahmed vraagt de deurwaarder met het verkregen vonnisexecutoriaal beslag op een kostbaar schilderij van Iris te leggen.

Vraag 6a (9 punten)Hoe vindt het traject van de beslaglegging op een kostbaar schilderij van Iris door dedeurwaarder plaats? Motiveer aan de hand van de toepasselijke wetsartikelen.Betekening van de executoriale titel aan Iris, ex art. 430 lid 3 Rv. Vervolgens dient dedeurwaarder van Ahmed bij exploot aan Iris een bevel te doen om binnen 2 dagenalsnog aan de executoriale titel te voldoen, ex art. 439 lid 1 Rv. Beide explotenkunnen op grond van art. 439 lid 2 Rv. in één exploot worden gecombineerd. Naverloop van deze termijn kan de eigenlijke beslaglegging plaatsvinden een proces-verbaal ex art. 440 Rv. ten tijde van de beslaglegging of uiterlijk de volgende dag zaleen proces-verbaal verder worden opgemaakt met daarin een beschrijving van de inbeslag genomen goederen en dient in het proces-verbaal binnen drie dagen na deinbeslagneming aan de geëxecuteerde te worden betekend ex art. 443 Rv.

Vraag 6b (10 punten)Stel dat de inboedel achterblijft bij Iris. Wat gebeurt er als zij haar inboedel direct nade beslaglegging voor een normale prijs aan haar beste vriendin Yolanda verkoopten feitelijk levert, die niets van het beslag afweet? Motiveer aan de hand van detoepasselijke wetsartikelen en een arrest van de Hoge Raad.Iris blijft ondanks het beslag beschikkingsbevoegd tav het kostbare schilderij en kanzij haar eigendomsrechten rechtsgeldig aan Yolanda overdragen. Dit blijkt uit arrestForward/Huber uit 2008. Echter, als gevolg van het beslag ontstaat er blokkerendewerking wat betekent dat rechtshandeling die verricht zijn na de beslaglegging niettegen de beslaglegger kunnen worden ingeroepen ex art. 453a Rv. als er sprake isvan derdenbescherming (lid 2) werkt de blokkeringsregel niet. Dit doet zich voor alsde koper te goeder trouw is anders dan om niet heeft verkregen en Yolanda hetkostbare schilderij in handen heeft gekregen. Gezien de feiten (er vindt een feitelijke

levering plaats tegen een normale prijs en Yolanda weet niets van het beslag) lijktderdenbescherming aanwezig te zijn en heft dat de blokkerende werking op.

E I N D E

Oefententamen JCF1 2023 gemaakt - Oefententamen JCF1 (de antwoorden worden besproken tijdens de - Studeersnel (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Ray Christiansen

Last Updated:

Views: 6537

Rating: 4.9 / 5 (69 voted)

Reviews: 92% of readers found this page helpful

Author information

Name: Ray Christiansen

Birthday: 1998-05-04

Address: Apt. 814 34339 Sauer Islands, Hirtheville, GA 02446-8771

Phone: +337636892828

Job: Lead Hospitality Designer

Hobby: Urban exploration, Tai chi, Lockpicking, Fashion, Gunsmithing, Pottery, Geocaching

Introduction: My name is Ray Christiansen, I am a fair, good, cute, gentle, vast, glamorous, excited person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.